Navigatie overslaan
zoekenEONPO
Truus Krijnen-Wagenaar (105): ‘Dit keer zal het me niet gebeuren dat ik niet voorbereid ben!’.

Truus Krijnen-Wagenaar (105): ‘Dit keer zal het me niet gebeuren dat ik niet voorbereid ben!’

vandaag · 12:41| Leestijd:11 min

Update: vandaag · 13:04

We krijgen van de overheid een boekje in de brievenbus met de titel 'Bereid je voor op een noodsituatie'. Denk daarbij aan overstromingen, cyberaanvallen en oorlog. “Ik vind dat de overheid dat goed oppakt nu. Beter dan in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog", vindt Truus Krijnen-Wagenaar. En zij kan het weten want ze was toen 20 jaar. Nu is ze 105.

Wat denk jij? Is het overdreven om je voor te bereiden op een oorlog?

Aantal reacties: 0

Mentaal is Truus nog net zo scherp als 85 jaar geleden. En dat is bijzonder, want er zijn niet veel mensen meer die deze tijd bewust hebben meegemaakt, laat staan dat ze het zich nog goed kunnen herinneren.

Truus is net verhuisd. Ze woonde tot voor kort nog bij haar kinderen in, maar nu werd het tijd voor een verzorgingstehuis. Het gezegde dat je oude bomen niet moet verplanten, gaat bij haar niet op. “Het bevalt me uitstekend hier. Het is ook een uitstekend tehuis.” En dat zegt iets over haar en hoe ze in het leven staat. Ze vindt het trouwens prima om elkaar voor dit interview even te beeldbellen via Whatsapp. Wel zo makkelijk.  

Beeldbellen via Whatsapp is geen probleem voor Truus Krijnen (105)

Rare gast

De huidige situatie in de wereld houdt haar enorm bezig. Truus ziet patronen die haar bekend voorkomen: “Ik ben er heel erg mee bezig, maar ik maak me ook echt zorgen. Rusland zal echt niet ophouden. Je weet ook niet wat China gaat doen. En dan zitten we nog met die rare gast in Amerika.”

"Die naderende oorlog maakte op ons geen enkele indruk."

Ze ziet het anno nu een stuk scherper dan dat ze het in de aanloop naar WO II zag: “Ik moet eerlijk zeggen dat ik in mei ‘40 helemaal niet voorbereid was op een oorlog. Kijk, ik was 20 jaar, werkte net als secretaresse bij een kantoor, en verdiende toen dertig, veertig gulden in de maand. Ik begon eigenlijk net pas te leven, uit te gaan en te ontdekken wat de mogelijkheden waren.” Toch was ze wel al vroeg met politiek bezig. “Ik was ergens aangesloten bij een clubje van politiek geïnteresseerden. Volgens mij was het een voorloper van de jongeren van de VVD. Daar ging ik weleens naartoe. Maar ik moet zeggen: die naderende oorlog maakte op ons geen enkele indruk.”  

Duitsers aan de grens

Ook thuis werd er niet over gesproken, laat staan dat het gezin zich bewust voorbereidde. “Hoewel mijn vader wél wist dat er oorlog kwam. Mijn oudste broer lag begin mei 1940 in het ziekenhuis met blindedarmontsteking en mijn vader wist hem te overtuigen om op 9 mei naar huis te komen. En inderdaad, de volgende dag brak de oorlog uit. Mijn vader werkte bij een staalbedrijf dat veel contacten had in het Ruhrgebied. En zo had hij begrepen dat de Duitsers daar al aan de grens lagen. Mijn vader wist het, maar wij helemaal niet. Hij liet aan ons niets merken.”

“Achteraf ben ik nog verbaasd dat we daar niet over spraken. Mijn vader sprak er waarschijnlijk wel met mijn moeder over maar met ons, de jeugd, niet. Onderling deden we dat ook niet. Totdat ze daar ineens waren, die Duitsers.”

"Er zijn ook nu nog genoeg jongeren die het vaderland willen verdedigen hoor."

"Ik ga zeker navragen wat er hier in het tehuis voor noodmaatregelen worden getroffen."

Noodpakket

“Gelukkig is dat nu anders. Ik vind dat het nu goed opgepakt door de overheid. Want kijk, behalve een oorlog is er natuurlijk altijd een ramp mogelijk. Ik vind dat ze daar goed op inspelen. Ik ben ook benieuwd naar dat boekje dat we krijgen." Maar ze voegt daar aan toe: "Zo’n boekje rondsturen is natuurlijk goed, maar je moet er vervolgens ook achteraangaan of de mensen er echt iets mee doen. Als iedereen dat boekje laat verdwijnen bij het oud papier dan schieten we er niks mee op. Dus je zou daar weer gesprekken over moeten hebben. Wat doe je er mee? Kijk, en de kunst is dan ook om de bevolking weer niet te angstig te maken.”

Truus is ondertussen zelf ook bewust bezig met een noodpakket, hoewel ze net verhuisd is en nog niet helemaal op orde is. “Nou, ik heb al een zaklantaarn. En ja, eigenlijk mag je hier in het tehuis geen kaarsen hebben. Dus heb ik van die kaarsjes op een batterij. En voor de rest moet ik nog aan de slag. Maar ik ga ook zeker eens met de directie overleggen over wat zij als tehuis doen. Wat er hier voor maatregelen zijn getroffen. Ik moet erbij zeggen dat de meeste van de bewoners daar niet zo erg in geïnteresseerd zijn, hoor.” 

Dienstplicht

Zelf had Truus in de oorlog best wel wat meer praktische informatie willen hebben. “Wat ik nog weet, is dat bij ons de bruggen werden opgeblazen. En daardoor gingen er in de buurt een heleboel ramen kapot. Als we dat hadden geweten, dan hadden we ze kunnen beplakken met plakband. Dan springen ze niet. Op zo'n manier. Het is maar een voorbeeldje. Dat soort dingen had ik wel willen weten.”

De laatste weken klonken er ook geluiden, onder andere naar aanleiding van het Sinterklaasjournaal, dat je kinderen niet moet lastigvallen met dingen als noodpakketten, oorlog en militairen. Hoe ziet Truus dat? “Ja, weet je, tot de middelbare school vind ik ook dat dat niet zo hoeft. Maar daarna zal er toch wel gesproken gaan worden over een noodpakket en wat er gebeuren kan. En met internet en de computerwereld kan ook een hoop misgaan, hoor. Daar hebben jongeren ook mee te maken.”

En zo is het Truus ook niet ontgaan dat er naast voorlichting, ook wordt ingezet op uitbreiding van het leger. Materieel én personeel. Jongeren worden gemotiveerd dienst te nemen en soms wordt er zelfs gesproken over het herinvoeren van de dienstplicht. Er klinken daarover diverse geluiden: goedkeuring maar ook afkeuring omdat het te militaristisch zou zijn of onnodig aanstuurt op een conflict. “Ja, weet je, het lijkt me duidelijk dat je je niet kunt verdedigen als je niks hebt. Dus als je iets wilt doen, moet je spullen aanschaffen." En wat personeel betreft: “Ik denk dat je niet ontkomt aan vrijwillige dienstneming, of inderdaad een soort dienstplicht. Voor de oorlog bestond dat bij ons ook. Je ontkomt er niet aan. En er zijn ook nu nog genoeg jongeren die het vaderland willen verdedigen, hoor."

Vijf jaar angst

Truus heeft met haar kinderen en kleinkinderen altijd over de oorlog gesproken. “Ja, maar aanvankelijk kregen mijn kinderen van mij wel altijd alleen de sterke verhalen te horen. En als je alleen die verhalen hoort, dan klinkt het heel spannend, maar zo was het niet. In feite was die oorlog vijf jaar lang angst. Als er ‘s nachts vliegtuigen overkwamen om Duitsland te bombarderen, werd er op ze geschoten en kwamen ze naar beneden en konden ze op je huis vallen. Wij kwamen dan altijd uit bed en keken naar buiten. We hebben ze naar beneden geschoten zien worden. En we waren ook altijd bang voor de Duitsers op straat. Je wist nooit wat ze in de zin hadden. Angst was er altijd.”

Uiteindelijk werd hun huis in het laatste oorlogsjaar zo zwaar beschadigd na een bombardement dat ze moesten verhuizen. Daar brachten ze de laatste bange nachtelijke uren in de kelder door terwijl er om hun huis gevochten werd door de terugtrekkende Duitsers en de naderende Canadezen. Daarna waren ze eindelijk weer vrij.

Foto's: De vlag bij de overburen gaat al uit als de Canadezen de straat komen binnenrollen. De broers van Truus gaan met ze op de foto, maar moeten direct daarna plat op de grond gaan liggen als er alsnog geschoten wordt door de terugtrekkende Duitsers. Bij haar thuis worden ook Canadezen ingekwartierd en Truus poseert met hen.

Zoveel angstige momenten. Hoe ga je daarmee om? “In wezen kun je als burger, tijdens een bezetting in een oorlog, niet veel doen. Over het algemeen moet je je schikken naar de omstandigheden. Of je moet in het verzet gaan. Er waren een heleboel van dat soort cluppies in de oorlog. Maar je wist het niet van elkaar, wie er in de ondergrondse zat en wie niet.” Ze vervolgt: “Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn. Je moet goed kunnen aanvoelen wie goed is en wie niet. Je bent heel voorzichtig wat je aan anderen vertelt. Wie er een radio heeft bijvoorbeeld. Dat leer je wel in een oorlog. Op je hoede zijn. Alleen thuis was het vertrouwd maar voor de rest hield je je mond dicht.”

"Er is altijd hoop!"

Ook voor Truus en haar familie waren er uiteindelijk dingen die zij nooit hadden kunnen vermoeden of zich konden voorstellen. De Joodse buren van Truus, bij wie ze vaak op de kinderen paste, meldden zich vrijwillig aan voor transport en Truus ging nog met ze mee naar de trein, niet wetende dat het een enkele reis was. “Mijn vader heeft nog aangeboden dat er een onderduikadres voor ze zou worden gezocht. Maar de vader van het gezin was luitenant geweest in het Nederlandse leger en hij meende dat hij daarom wel beschermd was. Wij wisten niks van die vernietigingskampen.”

Zo zullen er altijd zaken zijn die je niet kunt vermoeden of voorstellen. Maar wat er te weten valt, neemt Truus tot zich. Dat is hoe zij zich voorbereidt: “Dit keer zal het me niet gebeuren dat ik niet voorbereid ben! Ik volg alle nieuwsberichten en nieuwsuitzendingen om maar zeker te weten dat me dat niet weer overvalt.” Ze vervolgt: “Ik lees het Parool. Dat was een verzetskrant in de oorlog. Ik vond op een gegeven moment zo'n blaadje op straat. Dus ik pakte het op en ik las het, maar ik liet het ook weer vallen. Want een verzetskrantje op zak hebben, was levensgevaarlijk. En toen hebben mijn man en ik gezegd: na de oorlog gaan wij die verzetskrant lezen. En zo doe ik dat nu nog. Het Parool komt elke morgen. Dus die lees ik eerst. En dan kijk ik om één uur naar het nieuws. En om zes uur weer en dan om half tien naar Nieuwsuur.”  

Hier krijgt Truus bezoek van een andere 'frisse jongeman'.

Frisse jongeman

De situatie in de wereld laat haar in ieder geval niet meer los. “Ik kan het ook wel weer van me afzetten hoor, en ik lig er gelukkig niet wakker van, maar ik volg het wel. Zo ben ik heel benieuwd wat voor regering we krijgen en hoe die dit verder aanpakt.”

Zelf is Truus lid geweest van de PvdA, daarna van GroenLinks en nu nog steeds van GroenLinks-PvdA. Ze is daarin altijd actief geweest tot in de gemeenteraad aan toe. “Maar ja, die tijd heb ik nu wel gehad. Maar als jongeren nu actief iets zouden willen doen, dan zeg ik: zoek een politieke partij waar je je aan wilt sluiten. Daarmee kan je je echt manifesteren; je kunt meepraten over het beleid.”

Hoewel Truus begon bij een voorloper van de VVD-jongeren, is zij uiteindelijk toch wat naar links opgeschoven. “Eigenlijk moet ik je eerlijk zeggen dat het me tegenvalt dat links zo verloren heeft. Want rechts heeft er helemaal niks van gemaakt. Maar goed, het is zoals het is. Je moet erin berusten.” Want ondanks haar teleurstelling en de donkere wolken die zich weer lijken samen te pakken boven Europa, is er volgens Truus altijd hoop. “Ja kijk, neem bijvoorbeeld zo'n frisse jongeman als Rob Jetten, ook al is hij niet van mijn partij. Dan denk ik: het is een flinke jongeman en dat geeft hoop. En er zijn overal in de wereld mensen die zich willen inzetten. Voor het klimaat, voor armoede en vrede. Wat dat betreft is er altijd hoop!”

Hoe zat het ook al weer?

Nederland had in 1940 al meer dan 100 jaar geen oorlog gekend en wilde net als tijdens WO I neutraal blijven. Uiteindelijk werd er eind jaren '30 wel degelijk rekening gehouden met een mogelijke dreiging of aanval. Zo werden in de grote steden schuilkelders en bunkers gebouwd waar burgers konden schuilen bij een luchtaanval. En de Luchtbeschermingsdienst werd opgericht om burgers voor te bereiden op een luchtaanval en wat ze moesten doen in zo’n situatie. Er werden folders gedrukt en oefeningen gehouden.  

Op 29 augustus 1939 riep de Nederlandse regering een algemene mobilisatie af: alle dienstplichtige lichtingen van 1924 tot en met 1939 moesten zich melden. Maar dat was ook in aanloop naar WO I het geval, juist om de neutraliteit te verdedigen.

ln november 1939 werd in enkele Nederlandse steden, zoals Den Helder en enkele plaatsen bij de Grebbelinie, de Staat van Beleg afgekondigd. Op 19 april 1940 kondigde premier De Geer voor heel Nederland de Staat van Beleg af. Alle burgerlijke wetten werden opgeschort en het hoogste gezag kwam in handen van de militaire overheid. In de vroege morgen van 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen.

Praat mee Hoe voel jij je na het lezen van dit artikel? En wil je nog iets kwijt?

Dit maakten we ook

Meest gelezen

Lees ook